Het jaar 1490 - Veer Wijhe

Foto: Barbara Trienen

Tussen dit alles roeide de veerman van het Wijhese veer zelfverzekerd zijn schuit loodrecht de IJssel over. Met ferme slagen kwam hij recht op Ties af. Er was maar een passagier aan boord. Een priester. Zodra de man aan wal was begon hij tegen Ties te praten. ‘Mijn zoon, jij bent een speelman? Dus veel op reis? Koop een vaantje van de Heilige Christoffel. Die zal je beschermen onderweg. Het geld is voor de kerk van Vorchten.’ Hij wees over zijn schouder. ‘Het koor wordt verbouwd.’ ‘Euh, ik heb weinig geld bij me,’ stamelde Ties. ‘En ik moet de veerman ook nog betalen.’ ‘Een aalmoes dan. Heb je geen aalmoes voor de kerk?’ Ties pakte zijn buidel, al was het niet van harte. ‘Speelman, geef die vader een aalmoes,’ riep de veerman vanuit de boot. ‘Ik hoef geen munten van jou. Betaal mij maar met een lied. Of heb je nog nieuws te vertellen?’

Opgelucht drukte Ties de priester een munt in zijn handen, en stapte aan boord van de veerboot. ‘Nou? Heb je nieuws voor me?’ vroeg de veerman. ‘Misschien wel. Maar eerst wil ik jou iets vragen. Die grote zeilschepen, waar gaan die heen? Wat is die rood-witte vlag die ze voeren?’ ‘Dat is de Hanzevlag. De vaandels zijn van Deventer en Bergen. Het zijn Bergenvaarders’ ‘Bergen? Hier?’ Ties wees over het vlakke land. ‘Wat voor ’n bergen?’ De veerman schoot in de lach. ‘Bergen in Noorwegen.’ ‘De Hanze,’ begreep Ties. ‘Ja, natuurlijk de Hanze. Alleen Hanzesteden mogen met Bergen handeldrijven. Deventer verdient goudgeld aan de Stokvis, jongen. Het geld klotst tegen de plinten. De Bergenvaarders hebben zelfs een eigen gilde. In Deventer kun je in de Grote kerk hun wapen zien. Daarin zit een stokvis. Met een kroon op zn kop.’ Ties lachte. ‘En nu jij. Nieuws?’ ‘Ja. Ik kan je vertellen dat alle Hollandse steden stikjaloers zijn op jullie.’ Nu lachten de mannen allebei.